Sommige mensen weten het meteen. Die hebben een Pinterest-bord vol met wit hout, beige plaids en zwarte accenten en weten: dit is mijn stijl. Ik ben niet zo iemand. Mijn idee van ‘stijl’ was jarenlang: zolang het maar schoon is en de bank lekker zit, vind ik het prima. Maar naarmate ik vaker op vakantie ging in chalets, begon het toch te kriebelen. Het ene voelde meteen als thuiskomen, het andere als een wachtruimte bij de tandarts. En dat verschil zit ‘m niet alleen in de indeling of de locatie, maar vooral in de stijl.
Er is dus wél iets te zeggen voor het kiezen van een chalet dat bij je past. Vooral als je erover denkt om er eentje aan te schaffen in plaats van telkens te huren. Want eerlijk? Kopen betekent dat je niet elk jaar weer die “zullen we dit of dat boeken”-discussie hoeft te voeren. Je hebt gewoon je eigen plekje. En dat plekje mag dan net zo goed aanvoelen als je eigen jas. Niet strak en kil als je van knus houdt. Niet overdadig gezellig als je graag dingen minimalistisch houdt. Maar precies goed.
Neem nou de rustieke stijl. Beetje nostalgisch, beetje kneuterig misschien, maar heerlijk warm. Houten details, zachte kussens, gebreide dekens die eigenlijk te groot zijn om handig te vouwen. Zo’n chalet waar je meteen je schoenen uitschopt en je thee met twee handen vasthoudt. Het zijn van die plekken waar je ’s avonds de regen hoort tikken op het dak en denkt: ik hoef even nergens heen. Voor mensen die willen onthaasten, die houden van sfeer, van geurkaarsen en een stapel tijdschriften waar je wél tijd voor hebt—rustiek is dan gewoon raak.
Maar niet iedereen wordt blij van schapenvachtjes en vintage servies. Sommige mensen willen strak, licht, modern. Denk: veel wit, wat staal, een plantenpot in een hippe kleur. Alles heeft een plek, en vooral: niks staat in de weg. Geen frutsels, geen overbodige tierelantijnen. Het gevoel van ruimte, zelfs op dertig vierkante meter. Een moderne chaletstijl is voor mensen die vakantie ook zien als even resetten. Alles op orde. Rust in het hoofd, rust in de inrichting. Geen zachte bruin-roodtinten, maar frisse pastels of zwart-wit. En een espressomachine, uiteraard. Want filterkoffie is prima, maar soms wil je nét dat beetje meer.
En dan heb je nog de tussenweg. Het chalet dat een beetje van beide is. Een moderne indeling met hier en daar een oud kastje van de kringloop. Zo eentje met karakter, maar ook met een goeie Wi-Fi-verbinding. Die stijl is lastig te vatten, omdat het vaak samenhangt met wie je bent. En eerlijk is eerlijk, soms moet je het gewoon even zien voordat je denkt: “Ja, dit voelt goed.”
Er is geen goed of fout. Alleen een gevoel. En hoe vaker je in verschillende chalets verblijft, hoe meer je dat gevoel leert herkennen. Wat je fijn vindt, wat je mist. Of je ’s ochtends een grote open keuken wilt of liever een klein hoekje waar je op je gemak je boterham kunt smeren zonder de hele boel wakker te maken. Of je tv belangrijk vindt, of juist een grote boekenkast met spelletjes van tien jaar oud.
Kom je op het punt dat je weet wat je wil, dan is het kopen van een eigen chalet is dus niet alleen een financiële keuze. Het is ook een kwestie van smaak, van jezelf kennen. En toegegeven: je zit eraan vast. Maar dat hoeft geen nadeel te zijn. Want als je de stijl vindt die bij je past, en dat voelt niet als vakantie maar als een tweede thuis—dan heb je goud in handen.
Misschien is het dat wel. Geen perfecte inrichting, geen interieur uit een woonblad. Maar gewoon een plek waar je jas aan de haak hangt, de koffie altijd hetzelfde smaakt, en je weet waar het lichtknopje zit zonder te kijken. Of dat nou modern, rustiek of iets ertussenin is—dat is aan jou.